Geplaatst op 10 oktober 2018
De uitspraak van het gerechtshof in de klimaatzaak van Urgenda biedt perspectief voor het proces tegen de staat over de onrechtmatigheid van stankoverlast door veehouderijen. Twee artikelen uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) zijn daarbij relevant.
Volgens het gerechtshof rust op de Staat op grond van artikel 2 EVRM de positieve verplichting om het leven van burgers binnen zijn jurisdictie te beschermen. Artikel 8 EVRM schept de verplichting om het recht op woning en privéleven te beschermen.
Deze verplichting geldt voor alle activiteiten, publieke en niet-publieke, die de aldus beschermde rechten in gevaar kunnen brengen en geldt zeker als sprake is van industriële activiteiten die naar hun aard gevaarlijk zijn.
”Wanneer de overheid weet dat er sprake is van een reëel en onmiddellijk dreigend gevaar, moet de Staat preventieve maatregelen nemen om de aantasting zoveel mogelijk te voorkomen”, aldus het hof in de uitspraak over de klimaatzaak van Urgenda.
Het hof is het niet met de Staat eens dat de rechter hier niets over te zeggen heeft. ”De rechter moet rechtstreeks werkende bepalingen van verdragen waarbij Nederland partij is toepassen. Deze bepalingen maken deel uit van de Nederlandse rechtssfeer en zij hebben zelfs voorrang boven Nederlandse wetten die daarvan afwijken.”
Het gaat dus om beschermde rechten die in gevaar worden gebracht. Tot die rechten behoren het recht op leven en op gezinsleven. In recent gevoerde gesprekken met de commissie Biesheuvel hebben omwonenden van veehouderijen aangegeven hoe ingrijpend de gevolgen zijn van stank voor hun privéleven en voor dorpsgemeenschappen. Stank uit veehouderijen veroorzaakt stress bij omwonenden, er ontstaan spanningen in het gezin, spanningen met de buren, het leidt ertoe dat mensen na een dag hard werken niet graag naar huis gaan.
Deze getuigenissen zijn opgetekend door de commissie Biesheuvel en zullen worden meegenomen in een advies aan staatssecretaris van het ministerie van I&W Stientje van Veldhoven. Het rapport wordt eind dit jaar, begin volgend jaar aan de staatssecretaris overhandigd. De commissie is ingesteld om te adviseren over de aanpak van falende luchtwassers en het geurbeleid op de langere termijn.