Inbreng omwonenden in discussie Geurproblematiek op het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Mensen die ernstige stankhinder ondervinden van veehouderijen zijn door het Ministerie van van Infrastructuur en Waterstaat uitgenodigd voor een discussie bijeenkomst op 31-03-2023

Inhoudelijke reacties op dit bericht kunt U toevoegen op het eind van deze pagina.

Uit de uitnodigingsbrief van het Ministerie IenW

In de loop van de jaren is kritiek ontstaan op de uitgangspunten en het systeem van geurnormering. Daarnaast heeft de rechtbank Den Haag recentelijk in haar uitspraak gezegd dat de huidige regelgeving onvoldoende bescherming tegen geurhinder, en geen goed evenwicht voor de verschillende belangen die afgewogen moeten worden, biedt.

Daaruit volgt als centrale opgave het werken aan een fair balance waarin alle betrokken belangen met elkaar in evenwicht zijn. Daarom wil de staatssecretaris met voorstellen komen voor aanpassing van de regelgeving voor geurhinder

In het voorjaar wil de staatssecretaris een brief aan de Tweede Kamer sturen over de geurproblematiek. Omdat we de belanghebbenden graag vroegtijdig betrekken bij dit traject willen we via u ook een vertegenwoordiging van de omwonenden uitnodigen voor een discussiebijeenkomst.

Er zijn in totaal drie gesprekken met belanghebbenden, één met omwonenden en burgerwerkgroepen, één met de veehouderijsector en één met betrokken overheden en wetenschap. Voor de bijeenkomst met omwonenden en burgerwerkgroepen, zullen naast u ook vertegenwoordiging van de betrokkenen bij de rechtszaak, burgerwerkgroepen Stop de stank en Brabantsburgerplatform worden uitgenodigd. Mist u nog een belangrijke partij, dan horen we dat graag van u.

In de bijeenkomst willen we graag met de belanghebbenden verder ingaan op een aantal ambtelijke denkrichtingen voor aanpassing van de regelgeving:

I.            Aanscherpen van normering, waarbij de standaardnorm op het borgen van een kwalitatief goede leefomgeving is gebaseerd, en waar gemeenten gemotiveerd van kunnen afwijken tot een bovengrens van 19 odour;
II.           Normen ook van toepassing laten zijn op bestaande situaties;
III.          Verkennen van mogelijkheden om bestaande situaties eerder onder 19 odour te brengen;
IV.          Afschaffen 50%-regeling;
V.           Het, tot inwerkingtreding van nieuwe regelgeving, voorkomen van nieuwe overbelaste situaties.

Schriftelijke reacties voorafgaand toegestuurd aan het ministerie

Erg belangijk aangezien er geen verslag is gemaakt van de bijeenkomst.

Gert van Dooren van Brabants Burgerplatform bracht de volgende punten naar voren.

Inbreng Brabants Burgplatform, Gert van Dooren, as. vrijdag 31 maart 2023 ministerie I&W, Wet Geurhinder en Veehouderij (Wgv)
De complete Wgv moet op de schop, men kan zich niet beperken tot slecht enkele nuances.
Ondergenoemde punten vergen een aanpassing:

  1. Afschaffen 50% regeling, omdat deze overbelasting van geur in stand houdt.
  2. Toevoeging van geurgevoelige objecten zoals bedrijfswoningen, plattelandswoningen etc. Iedereen moet volgens art. 8 EVRM worden beschermd. Discriminatie tussen geurgevoelige objecten is niet meer mogelijk na de uitspraak. Alle mensen moeten worden beschermd.
  3. Alle geurbronnen in de intensieve veehouderij met bijbehorende OU toevoegen in de WGV, d.w.z. voerbrijkeukens, mestbewerking, mestverwerking, mestaanwending, mestopslag, kuilvoer en ander voeropslag. Complete bescherming is noodzakelijk, niet opdelen tot puzzelstukken, maar het complete geurplaatje in beeld brengen.
  4. Geuremissie van melkkoeien op stal moet in OU worden uitgedrukt. Dit gebeurt immers ook bij vleesvee die op stal staan. In de regeling geurhinder en veehouderij zijn deze niet vastgesteld voor melkkoeien en hun jongvee. Nog een voorbeeld, bij schapen B1 is wel een geuremissiefactor van 7.8 OU met maximaal 3 maanden per jaar op stal.
  5. Uitbreiden in dieren zonder geuremissiefactoren moet niet mogelijk zijn. In de praktijk hebben alle dieren met bijbehorende activiteiten (zie punt 3) geuremissies.
  6. Het onderscheid tussen concentratiegebieden en niet concentratiegebieden is onhoudbaar. Bij concentratiegebieden is 19.4 OU een overtreding van art. 8 EVRM. En bij niet concentratiegebieden is dat 8.5 OU. Dit is een forse discriminatie tussen bewoners van de ene provincie of de andere in Nederland.
  7. In de nieuwe omgevingswet wordt de Wgv opgenomen als bruidsschat. In de omgevingswet moet alle geurbronnen, ook die van de industrie (max. 5 OU) worden opgeteld en vervolgens een aanvaardbaar woon- en leefklimaat garanderen. Hoe kan de industrie dan op 5 OU worden gezien als maximaal en de intensieve veehouderij b.v. 14 OU in de nieuwe omgevingswet? Terwijl stankcirkels van beiden vaak overlappen.
  8. De Wgv kent geen ‘saneringsverplichting’ – veehouders met bestaande overbelaste situaties hoefden deze niet direct na inwerkingtreding van de Wgv actief ongedaan te maken. Dit moeten worden veranderd. Overbelaste situaties moeten worden gesaneerd. De wet was in 2007 van kracht. Onbegrijpelijk is dat nu nog steeds stank overbelaste situaties blijven bestaan en zelfs nieuwe ontstaan. Saneringsplicht moet in gang worden gezet.
  9. Herijking van bestaande stalsystemen, werking op reductie van geur moet worden herzien. In de praktijk zijn vele stalsystemen die geur reduceren inmiddels achterhaald. Een voorbeeld is mestputten met schuine wanden. Deze zijn geleggen onder betonnen roostervloeren niet te reinigen waardoor de schuine wanden bevuilen. Hierdoor is veel meer geuremissie in de praktijk dan in de theorie. En zo zijn er nog wel meer stalsystemen die onvoldoende functioneren. Het stinkt in de praktijk meer, dan volgens de vergunde situatie.
  10. Standstil voor alle uitbreidingen m.b.t. geuremissies omdat hierdoor anders de voorgrond- en achtergrond belasting in veel gevallen onaanvaardbaar hoog blijven of hoger worden.
  11. Het vrij recente rapport van Loes Geelen GGD; Geurhinder van veehouderij nader onderzoek, meer hinder van handreiking Wgv doet vermoeden? (Geelen et al., 2015) moet worden betrokken met de nieuwe normen voor de Wgv. Het oude Pra onderzoek (Bongers et al., 2001) is beperkt tot alleen varkensgeur, en is eenmalig uitgevoerd en nooit bevestigd door onafhankelijke herhaling. De validiteit en betrouwbaarheid van dit geurhinder onderzoek is laag. Dit oude, beperkte en eenmalige wetenschappelijke onderzoek is de basis van Wgv. De nieuwste wetenschappelijke geurhinderinzichten zijn nooit meegenomen of verwerkt in de Wvg. Dit gaat ten koste van de leefbaarheid en gezondheid van omwonenden. Oproep om recent wetenschappelijk onderzoek over geurhinder in te brengen in de Wgv.

Advocaat Nout Verbeek bracht de volgende punten schriftelijk in.

De Wet geurhinder en veehouderij is een juridisch gedrocht, een fundamenteel oneerlijke wet, een slang die vooral mensen zonder schoenen in hun voeten bijt. De nieuwe wet moet daarom de volgende uitgangspunten in acht nemen.

  • [ ] Er moet niet alleen een grens worden gesteld aan de geurbelasting per woning, maar ook aan het aantal stallen per gebied en het aantal dieren per stal.
  • [ ] De geurnorm mag niet hoger zijn dan 5 odeur. De economische behoefte van veehouderijen om zo goedkoop mogelijk zo veel mogelijk dieren te houden, moet voor de bepaling van de beschermingsnorm buiten beschouwing blijven.
  • [ ] De geurnorm mag niet overschreden worden. Overschrijdingen moeten binnen een bepaalde tijd zijn gesaneerd, op straffe van intrekking van de vergunning.
  • [ ] De vergunning wordt altijd voorwaardelijk verleend op basis van de gezondheidskundige inzichten op het moment van verlening. Zodra uit gezondheidskundig onderzoek blijkt dat verlaging van de norm wenselijk is, wordt de vergunning dienovereenkomstig bijgesteld.
  • [ ] In de wet wordt opgenomen op welke termijn bestaande overschrijdingen van de norm moeten zijn gesaneerd, op straffe van intrekking van de vergunning.
  • [ ] Een geurbelasting die in strijd is met artikel 8 van het EVRM, leidt altijd tot de onmiddellijke intrekking van de vergunning.

Agenda discussie

I.            Aanscherpen van normering, waarbij de standaardnorm op het borgen van een kwalitatief goede leefomgeving is gebaseerd, en waar gemeenten gemotiveerd van kunnen afwijken tot een bovengrens van 19 odour;

II.           Normen ook van toepassing laten zijn op bestaande situaties;

III.          Verkennen van mogelijkheden om bestaande situaties eerder onder 19 odour te brengen;

IV.          Afschaffen 50%-regeling;

V.           Het, tot inwerkingtreding van nieuwe regelgeving, voorkomen van nieuwe overbelaste situaties.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *