Werkelijke emissies vanuit veehouderijen zijn onbekend

Uitgelicht

De werkelijke emissies van ammoniak, fijnstof en geur vanuit veehouderijen zijn onbekend. Er is sprake van een schijnwerkelijkheid, een ”mismatch tussen berekende en werkelijke emissies”. Het huidige systeem van vergunningverlening, toezicht en handhaving is ook niet gericht op het waarborgen van de daadwerkelijke emissies van stallen. Dat constateert de Taskforce versnelling innovatieproces stalsystemen in het rapport Ruimte voor ondernemerschap en innovatie.

Volgens de Taskforce, ingesteld door de minister van LNV, moet er één wettelijk kader komen voor ammoniak, fijnstof, methaan en geur, waarbij vergunningverlening en handhaving gebaseerd zijn op emissieplafonds en werkelijke emissies uit de stal. Hiervoor is wel nodig dat de emissies met sensor- en datasystemen gemeten kunnen worden.

Nulmeting bestaande stallen
Emissiereductie kan alleen bereikt worden, als je weet hoeveel een stal zonder en met nieuwe technieken uitstoot, zo redeneert de Taskforce. Om een overgang naar een nieuw systeem met emissieplafonds en metingen te realiseren, is het noodzakelijk dat in alle bestaande stallen een nulmeting wordt uitgevoerd. De Taskforce adviseert de werkelijke emissies te meten en de uitkomsten te relateren aan de vergunde ruimte. Eind 2023 moet daarover meer duidelijkheid ontstaan.

Geur
Wat betreft geur volgt de Taskforce het advies van de Commissie Biesheuvel door te wijzen op de noodzaak van het instellen van grenswaarden en het uitvoeren van metingen. De ontwikkeling van geursensoren is echter nog een grote opgave, stelt de Taskforce vast. ”Het realtime meten van geur is lastig, maar ook hiervoor zullen oplossingen gevonden worden. Het grote aantal componenten waaruit geur bestaat, maakt het complex om de dominante geurcomponenten vast te stellen. Momenteel zijn er al experimenten om met sensoren diverse geurcomponenten te meten. De ontwikkelingen zijn hoopgevend, en de verwachting is dat met behulp van sensoren het over enkele jaren mogelijk is om de aanwezigheid van enkele dominante geurcomponenten, die voor omwonenden van belang zijn, te meten. Het gebruik van sensoren kan de afhankelijkheid van geurpanels terugdringen, de geurmetingen objectiveren en de nauwkeurigheid van de metingen verhogen ten opzichte van de huidige meetmethode.”

Anders dan voor ammoniak en fijnstof, waarvoor de Taskforce een maximale toegestane emissie op jaarbasis voorstelt, adviseert de Taskforce dat de metingen van geur worden gericht op piekbelastingen. De Taskforce gaat ervan uit dat het bij de bestrijding van stank vooral gaat om het uitbannen van pieken.

De Taskforce, onder voorzitterschap van Ruud Tijssens van Agrifirm, bestaat onder meer uit ambtenaren, agrarisch adviseurs, en ontwikkelaars van nieuwe stalsystemen.


Nieuwe staltechnieken onttrokken aan openbaarheid

Uitgelicht

Producenten van nieuwe stalsystemen en technieken hoeven geen informatie te verstrekken aan derden. De gegevens van goedgekeurde stalsystemen en technieken waaraan een voorlopige emissiefactor is toegekend, zijn niet openbaar. Dat hebben bedrijven die nieuwe technieken ontwikkelen, afgesproken met het ministerie van I&W.

Door deze afspraak zijn stalbeschrijvingen met een voorlopige emissiefactor alleen beschikbaar voor het bevoegd gezag. Boeren die het nieuwe stalsysteem willen toepassen, kunnen informatie opvragen bij de producent. Omwonenden die te maken krijgen met een nieuw stalsysteem, kunnen voor een beschrijving eveneens terecht bij de producent, maar deze bepaalt of hij de gewenste informatie beschikbaar stelt.

Deze gang van zaken staat beschreven op Infomil, kenniscentrum van de overheid. De afspraken met de leverancier/producenten van nieuwe stalsystemen dienen om oneerlijke concurrentie te voorkomen: iemand bedenkt iets nieuws, geeft een hoop geld uit aan ontwikkeling van de nieuwe techniek, sleept een erkenning van de overheid binnen, krijgt op basis van kostbare metingen een voorlopige emissiefactor toegekend en vervolgens gaat de concurrent, na publicatie van technische gegevens, met het idee aan de haal.

De afspraken hebben echter wel een neveneffect: belanghebbenden zoals omwonenden kunnen, wanneer een producent niet alle gegevens verstrekt, onmogelijk nagaan of in een vergunningaanvraag een nieuwe techniek met een voorlopige emissiefactor correct wordt toegepast. Het moet inzichtelijk zijn welke effecten toepassing van de nieuwe techniek heeft op leefomgeving en milieu. Gebruikelijk is dat er gedetailleerde beschrijvingen met systeemvereisten beschikbaar zijn via de website van Infomil.

De komende jaren verschijnen er talrijke nieuwe, emissie reducerende stalsystemen en technieken op de markt, veelal gesubsidieerd door de overheid. Dankzij de voorlopige emissiefactoren die de overheid toekent aan deze nieuwe technieken kan er gedurende maximaal drie jaar gebruik van worden gemaakt. Bedrijfsuitbreidingen die met behulp van een voorlopige emissiefactor worden vergund, zijn niet meer terug te draaien, wanneer later blijkt dat de definitieve emissiefactor hoger uitvalt.

Biofilter van JW Espo
Voorbeeld van een nieuwe techniek met een voorlopige emissiefactor is het biologisch luchtfilter van JW Espo. Het filter is doorgemeten door bureau Tauw op een varkensbedrijf. Op basis daarvan is er per 30 juni van dit jaar een voorlopige emissiefactor voor geur, fijnstof en ammoniak toegekend, uitgaande van 70% ammoniakreductie, 45% geurreductie en 80% fijnstofreductie. De emissiefactoren gelden voor biggen, zeugen en beren.
Naar nu blijkt is het luchtfilter inmiddels geïnstalleerd bij een mestverwerkingsinstallatie van Gasselte Bio Energie. Op nieuweoogst.nl heeft de producent het over een reductie van ammoniakemissie met 90 procent. De uitstoot van geur zou zelfs met 95 procent gereduceerd worden, aldus JW Espo.