Miljoenen vinden gretig aftrek bij varkensboeren, wat schiet de burger ermee op?

Hup, daar gaan weer honderden miljoenen naar de varkenshouderij. De subsidies voor stoppende boeren vinden gretig aftrek. Of de burgers in het buitengebied er veel mee opschieten, moet nog blijken. De overheid heeft de lat wel erg laag gelegd.

De krimpregeling is bedoeld voor varkensbedrijven die stank veroorzaken. Hoe meer stank, hoe groter de kans op geld. Tenminste, dat was de opzet. Aanvankelijk was het totale subsidiebedrag vastgesteld op 180 miljoen. Vanwege de grote belangstelling is dat bedrag uitgebreid naar bijna een half miljard.

Het aanvankelijke bedrag  was genoeg voor zo’n 124 locaties. In totaal kwamen er 502 aanvragen binnen, waarvan er 407 voldoen aan de gestelde vereisten, aldus de minister van LNV in een brief aan de Tweede Kamer.  In plaats van de lat hoger te leggen, is besloten meer geld uit te trekken, zodat ook stikstofdoelen met de subsidies kunnen worden gediend.

Met de 407 erkende aanvragen zijn 910.645 varkensrechten gemoeid, 802.243 in de regio Zuid en 108.402 in de regio Oost, zo heeft het ministerie van LNV becijferd. Dat betekent een krimp van circa 10% van het aantal varkensbedrijven in NL en een krimp van 7,44% van het aantal varkens. De stoppers hebben  een gemiddelde bedrijfsomvang van ruim 2200 varkens.
 
Ruim een miljoen per bedrijf. De belastingbetaler heeft er heel wat voor over om de stankoverlast in Brabant, Gelderland, Limburg en Overijssel  te verminderen. Maar helpt het ook?

In de Nederlandse varkenshouderij doet zich een autonome krimp voor. Het aantal bedrijven daalde in 2019 ten opzichte van 2018 met 2,3%. De krimp is het grootst in Brabant, waar in 2019 het aantal varkensbedrijven met 7,9% gedaald tot 1.410 ten opzichte van 2018 en in Gelderland met 3,6% tot 940 bedrijven. Tegenover deze krimp staat een groei in Noord Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Friesland, Groningen en Overijssel. Zo nam het aantal varkensbedrijven in de provincie Noord-Holland met maar liefst 36,5% toe naar 52 bedrijven; 1 jaar eerder waren dat er nog 33. In Friesland is een stijging zichtbaar van 29% tot 69 varkenshouderijen.
Als we kijken naar het totaal aantal varkens in NL, dan zien we een daling van 2,4% in 2019 ten opzichte van 2018. In Brabant heeft zich een krimp van – 3,3% voorgedaan (van 5,9 naar 5,7 miljoen), in Gelderland – 2% (van bijna 1,9 naar 1,85 miljoen), in Drenthe -6,7%, in Utrecht – 5,2%, – 12,7% in Zuid-Holland en in Limburg – 1,9% (van 1,975 naar 1,936 miljoen). Tegenover deze krimp staat een groei in Zeeland van 12,2%, in Overijssel van 0,5% en Groningen 4,4%.

Tegen de achtergrond van deze cijfers die landelijk gezien een lichte verschuiving laten zien van zuid naar west en noord, is de krimp voor de betrokken gebieden ten gevolge van de saneringsregeling wel iets substantiëler dan de eerder genoemde 7,44%. Een afname van 802.243 varkens komt in de regio zuid neer op een krimp van het aantal varkens met meer dan 10,42%.

Behalve aantallen dieren en krimpcijfers moeten we natuurlijk ook kijken naar de afname van de stankoverlast. Daar was het immers allemaal om te doen.  Het is heel goed mogelijk dat de afname van overlast geen gelijke tred houdt met de afname van het aantal dieren, domweg omdat de varkens verdwijnen van plaatsen waar de overlast niet het grootst was. Er kunnen ondanks de sanering nog veel stank veroorzakende bedrijven overblijven. Woon je als burger tussen meerdere varkenshouderijen, waarvan er eentje stopt, dan kan het heel goed zijn dat je daar weinig van merkt, omdat de overlast van de andere bedrijven aanhoudt.

Maar het omgekeerde is ook mogelijk: de stankoverlast neemt meer af dan je op grond van de krimp van het aantal dieren zou verwachten. Om dit alles te kunnen berekenen hebben we bedrijfsgegevens van de stoppers nodig: hoeveel stank is er vergund, hoeveel stank werd er feitelijk uitgestoten, werd er gebruik gemaakt van luchtwassers, heeft er een herberekening plaatsgevonden aan de hand van de emissiefactoren die sinds juli 2018 gelden voor de zogeheten combi-wassers, etc.
Die gegevens moeten nog komen. De subsidieregeling zal worden geëvalueerd. Daarbij zal onder andere aandacht zijn voor het effect van de subsidieregeling op emissies naar het milieu. De burgerwerkgroep max5odeur zal de gegevens opvragen, zodra ze beschikbaar zijn.

Geurscores
Wel valt nu al uit de subsidievoorwaarden een en ander af te leiden. De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van een geurscore. De hoogte van de geurscore is afhankelijk van:

  • de hoeveelheid geureenheden die een varkenshouderijlocatie uitstoot (de geuremissie),
  • de afstand tussen de varkenshouderijlocatie en geurgevoelig object(en)
  • het aantal geurgevoelige objecten in een straal van 1.000 meter rond de varkenshouderijlocatie.

Zo kan een varkenshouderij met een geurbelasting van 5 tot 8 odeur op 3 woningen binnen een cirkel van 1 km uitkomen op een geurscore van 0,45 en dat is boven de drempelwaarde van 0,40. Deze varkenshouderij komt in aanmerking voor subsidie. Hetzelfde geldt voor een varkenshouderij met een geurbelasting van 3 tot 5 odeur op 5 woningen. Die krijgt een geurscore van 0,50 en is dus ook subsidiabel. Een varkenshouderij die op slechts 1 woning een geurbelasting heeft van 20 tot 32 odeur is echter niet subsidiabel. Die heeft namelijk een geurscore van 0,36.
Deze berekeningswijze maakt het mogelijk dat niet uitsluitend de ‘’zware gevallen’’ worden uitgekocht. Ook ‘’lichtere gevallen’’ komen voor subsidie in aanmerking. Dit wordt nog eens gestimuleerd doordat het subsidieplafond is verhoogd. Aanvankelijk was het met een subsidieplafond van 120 miljoen zo dat varkenshouderijen met de hoogste geurscore als eerste in aanmerking zouden komen voor subsidie. Hiermee wilde het ministerie van LNV waarborgen dat de beschikbare middelen zo doelmatig en doeltreffend mogelijk zouden worden ingezet. Nu dat bedrag is verhoogd, is de rangschikking op de mate van stank losgelaten en is het niet langer gegarandeerd dat vooral zwaar stinkende bedrijven worden uitgekocht.

Geef een reactie