GGD Nederland wil af van de zogeheten 50%-regeling, waarbij veehouderijen die bij een nieuwe vergunningaanvraag hun geuruitstoot verminderen, deze teruggang voor de helft mogen compenseren. Ook wil de GGD dat in de wet wordt vastgelegd wat de best beschikbare technieken zijn voor geur, zodat deze aan veehouderijen kunnen worden opgelegd. Dit staat in het advies ”Acceptabele geurhinder bij ontwikkeling veehouderij”.
Activiteiten kunnen, wat de GGD betreft, alleen nog worden vergund als veehouderijen hun uitstoot zo laag mogelijk houden. Bij woonfuncties achten de GGD’en meer dan 12% geurhinder onacceptabel; bij gemengde functies zijn hogere geurpercentages denkbaar, maar hoger dan 20% geurhinder is onacceptabel. Dit geldt voor zowel de voorgrond- als ook voor de achtergrondbelasting. Het beschermen van de gezondheid heeft prioriteit, aldus de GGD.
Achtergrondbelasting
Op grond van de nieuwste onderzoeksresultaten (onderzoek van Geelen et al.) waarbij
blootstelling-responsrelaties voor de “mate van hinder” zijn vastgesteld conform de
geaccepteerde internationale vraagstelling, komt de GGD Nederland tot:
een maximale achtergrond geurbelasting in de bebouwde kom van 4,7 OU/m3 ten
gevolge van alle diertypen, afgerond 5 OU/ m3.
een maximale achtergrond geurbelasting in agrarisch gebied van 10,3 OU/m3 ten
gevolge van alle diertypen, afgerond 10 OU/m3 .
Voor meer informatie over het advies, klik hier