Burgers in de steek gelaten door rijksoverheid

Burgers die in de stank zitten door veehouderijen, voelen zich in de steek gelaten door de rijksoverheid. Die zou met strengere geurnormen een belangrijke aanzet kunnen geven tot een verbetering van het leefklimaat op veel plaatsen in Nederland. Maar demissionair staatssecretaris Sharon Dijksma van Infrastructuur & Milieu weigert de regie te nemen, zo blijkt uit haar reactie op het advies van de bestuurlijke werkgroep die de geurregelgeving heeft geëvalueerd.

Via een juridische procedure die op dit moment in voorbereiding is, zullen burgers de staat aanklagen wegens nalatigheid als het gaat om het voorkomen van stankoverlast. De burgers worden terzijde gestaan door de jurist mr. Valentijn Wösten en advocaat mr. Nout Verbeek. Zij stellen dat de woonkwaliteit van omwonenden door de overheid onvoldoende is gewaarborgd. De wettelijke geurnormen bieden niet genoeg bescherming.

Dijksma is vooralsnog niet van plan van koers te veranderen. In plaats van te kiezen voor het aanscherpen van de normen, gooit de staatssecretaris het stankprobleem definitief over de schutting van gemeenten en provincies. In feite zegt ze: zoek het maar uit. Daarbij vergeet ze dat de rijksoverheid een grote verantwoordelijkheid draagt voor de stank waaraan omwonenden van veehouderijen dagelijks worden blootgesteld. Met de invoering van de Wet geurhinder veehouderij in 2007 zijn er zeer ruime geurnormen vastgesteld en hebben gemeenten ook nog eens de vrijheid gekregen die normen op te rekken. Dit heeft niet alleen geleid tot talrijke overbelaste situaties, maar ook tot conflicten tussen burgers en boeren en verstoorde verhoudingen in gemeenschappen.

Dijksma had een belangrijk signaal kunnen afgeven, door burgers in bescherming te nemen. Zij laat dat helaas na, stelt de burgerwerkgroep max5odeur, die heeft deelgenomen aan de evaluatie. Het advies van de bestuurlijke werkgroep, waarin duidelijk een tweespalt zichtbaar is tussen provincies, gemeenten en bedrijfsleven enerzijds, en burgergroeperingen, GGD’en en milieufederaties anderzijds, had voor Dijksma aanleiding kunnen zijn tot een keuze. In plaats van te kiezen, trekt ze haar handen ervan af. Gevolg zal zijn dat de strijd voor een beter leefklimaat zich gaat verharden. Burgers die in de stank zitten, zijn nu volledig op zichzelf en de lokale politiek aangewezen.

Enig lichtpuntje is de Omgevingswet die, zoals het zich nu laat aanzien, geen ruimte meer biedt voor zogeheten geurverordeningen. Gemeenten moeten in omgevingsplannen aangeven hoeveel het ergens mag stinken. Burgers kunnen dus langs de weg van inspraak, bezwaar en beroep de kwaliteit van de leefomgeving bewaken. Dan zal ook blijken of gemeentelijke geurnormen juridisch houdbaar zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *