Max5odeur: directeur POV geeft valse voorstelling van zaken

Klik hier voor het optreden van Janssen op de bijeenkomst van Pigbusiness jaarspecial

De werkgroep max5odeur heeft bij Linda Janssen, directeur van de Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV), bezwaar gemaakt tegen haar uitlatingen over burgers die zich inzetten voor een beter leefklimaat. Janssen schildert hen af als een stel beroepsactivisten.

Op een bijeenkomst ter gelegenheid van Pigbusiness Jaarspecial, betoogde Janssen: ”Er lopen dagelijks 17 FTE’s in Nederland rond en ze zitten aan elke overlegtafel. Ze hebben maar één doel: Minder varkens in Nederland.” De werkgroep max5odeur heeft bij Janssen bezwaar gemaakt tegen deze onjuiste voorstelling van zaken.

”Uw uitlatingen kloppen in zoverre dat de burgers die betrokken zijn bij de overlegtafels waarover u spreekt, één varkensgeluid en één pluimveegeluid laten horen: minder varkens en minder kippen. Maar het klopt niet dat deze burgers vanuit enig dienstverband opereren. Genoemde werkzaamheden worden geheel pro deo uitgevoerd. Wij zijn allen vrijwilligers, er is geen sprake van een FTE, o.i.d, wij doen dit alles in onze eigen vrije tijd vanuit een sterke motivatie om de leefbaarheid in talrijke plattelandsgemeenten waar de agrarische sector dominant aanwezig is, te verbeteren.”

Volgens de leden van de werkgroep max5odeur is deze valse voorstelling van zaken niet bevorderlijk voor het overleg dat gaande is. Leden van de werkgroep max5odeur hebben deelgenomen aan de evaluatie Wet Geurhinder Veehouderij, de klankbordgroep Handreiking Veehouderij en Gezondheid en aan de gesprekken met de Commissie Biesheuvel. Op het moment nemen zij deel aan de klankbordgroep vervolgonderzoek verbetering rendement luchtwassers.

Update 6 januari 2019
Linda Janssen, directeur van de POV, is niet bereid tot een rectificatie, zo blijkt uit haar antwoord op een verzoek van max5odeur om publiekelijk haar uitspraak te corrigeren. De enige correctie die volgens haar noodzakelijk is, betreft het aantal FTE’s. Dat zijn er geen 17 maar 18. Verder blijft ze erbij dat alle mensen die op pad zijn om de belangen van de ‘minder varkens boodschap’ te behartigen gezamenlijk 18 fte volmaken.

Letterlijk heeft ze daar gezegd:
”Natuurorganisaties, milieuorganisaties en dierenactivisten hebben een gezamenlijke agenda en die agenda is: minder varkens in NL. Het gaat elke dag om 18 FTE wat door heel NL rijdt en overal roept dat er minder varkens moeten worden gehouden. We komen ze overal tegen, in de provincies, aan alle klimaattafels, we komen ze als het gaat over luchtwassers tegen, over mest – op alle thema’s zitten ze met één agenda: minder varkens in NL.”

Op Pigbusiness.nl is meer te vinden over de campagne die de POV op het moment voert met een reeks artikelen over dierenactivisme in Nederland. Het is een bekende methode van organisaties die gebukt gaan onder interne verdeeldheid: creëer een gemeenschappelijke vijand en maak deze zo groot mogelijk.

Bestrijding stankoverlast ontbreekt bij integraal duurzame stallen

Bestrijding van stankoverlast ontbreekt bij de beoordeling of stallen van veehouderijen integraal duurzaam zijn of niet. Dit is in tegenspraak met toezeggingen die staatssecretaris Van Veldhoven (I&M) aan de Tweede Kamer heeft gedaan.

Op 14 december 2017 zei Van Veldhoven tijdens een overleg met de Tweede Kamer dat de aanpak van stankoverlast onderdeel zou worden van de integrale verduurzamingsaanpak veehouderij. In de recent gepubliceerde ”Monitoring integraal duurzame stallen” komt het woord stank of geur echter niet voor. Stallen krijgen het predikaat integraal duurzaam zonder dat de veehouder iets extra’s hoeft te doen aan stankbestrijding.

De monitoring is vandaag aangeboden aan de Tweede Kamer door de collega van Van Veldhoven, minister Carola Schouten van LNV. Noch in het rapport, noch in de definitie van integraal duurzame stallen staat geur of stank vermeld als duurzaamheidsthema. In de begeleidende kamerbrief verwijst Schouten naar gesprekken met dierlijke sectoren en maatschappelijke partijen. Waar Van Veldhoven in december 2017 nog burgers op het oog had als overlegpartner, worden die nu niet eens meer genoemd.

Definitie integraal duurzame stallen
Integraal duurzame stallen zijn gedefinieerd als stal- en houderijsystemen waarin verschillende duurzaamheidkenmerken in onderlinge samenhang zijn verbeterd ten opzichte van de regulier toegepaste stallen of systemen. Het gaat om stallen en houderijsystemen die het dierenwelzijn extra verbeteren door het toepassen van maatregelen die verder gaan dan de wettelijke welzijnsnormen en die daarnaast tenminste voldoen aan andere maatschappelijke randvoorwaarden en wettelijke eisen
voor milieu, diergezondheid en arbeidsomstandigheden én economisch haalbaar zijn.

Volgens deze definitie zijn inmiddels een derde van de varkensstallen en veertig procent van de pluimveestallen integraal duurzaam, aldus het monitoringsrapport.

RIVM rapporteert toename geurhinder veehouderij

Het RIVM rapporteert over de afgelopen acht jaar een toename van geurhinder ten gevolge van agrarische bedrijven en het uitrijden van mest. Uit een representatieve steekproef blijkt dat in 2016 ruim twee keer zoveel Nederlanders ernstige geurhinder hebben ervaren ten opzichte van 2008. Het percentage is gestegen van 1% naar 2,5%. Het aantal Nederlanders dat in 2016 zei hinder te ondervinden, was gestegen van 4% in 2008 naar 6% in 2016.

Voor het eerst is ook gevraagd naar de gevolgen voor de nachtrust van geurhinder. Zes procent meldt enige tot ernstige slaapverstoring. Ook is gevraagd naar de mate van bezorgdheid over de eigen veiligheid. Het aantal ondervraagden dat zegt bezorgd over het wonen in de buurt van een intensieve veehouderij (4,3%) ligt dicht in de buurt van het aantal mensen dat aangeeft bezorgd te zijn over het wonen in de buurt van een risicovol bedrijf (4,6%).

Bekeken over een langere periode (1993 tot 2016) komt het RIVM tot de conclusie dat geurhinder ten gevolgen van agrarische bedrijven en het uitrijden van mest is afgenomen. Deze conclusie is door veel media overgenomen. De tabellen laten echter een meer gedetailleerd beeld zien en daaruit blijkt dat de geurhinder door agrarische bedrijven en mest uitrijden lager is dan in 1993, maar sinds 2008 aanzienlijk is toegenomen. Bekeken over een periode van 23 jaar is de geurhinder ongeveer gehalveerd.
Beleving Woonomgeving in Nederland. Inventarisatie Verstoringen 2016

Ministeries negeren noodkreet 56 burgergroepen

De ministeries van Infrastuctuur en Waterstaat (I&W) en Landbouw (LNV) negeren een noodkreet van 56 burgergroepen om het leefklimaat in de buurt van veehouderijen snel te verbeteren. Het zal het nog enige tijd duren voordat de rijksoverheid in actie komt.

Strengere regels voor de uitstoot van stank, zijn op korte termijn niet te verwachten. ”De problematiek van de geurhinder is onderdeel van de integrale aanpak van de verduurzaming van de veehouderij”, schrijven de ministeries in een brief aan de burgerwerkgroep max5odeur.
De ministeries reageren hiermee op een noodkreet die de burgerwerkgroep in november vorig jaar had verzonden mede namens 56 burgergroepen uit Brabant, Limburg, Gelderland, Overijssel en Friesland. Die noodkreet bevatte twintig concrete actiepunten die volgens de groepen nodig zijn om het leefklimaat in de buurt van veehouderijen op korte termijn aanzienlijk te verbeteren.

De verwijzing naar de ”integrale aanpak” is niet nieuw. Staatssecretaris Van Veldhoven had het daar al eerder over in een overleg met de Tweede Kamer. Hoe het er met die integrale aanpak van de verduurzaming van de veehouderij voorstaat, melden de ministeries niet. Wanneer omwonenden nieuwe regels voor geurhinder tegemoet kunnen zien, evenmin. Op het gebied van stof is de brief wat concreter: ”Op dit moment wordt gewerkt aan het Nationaal Actieprogramma Luchtkwaliteit, waarbij gezondheid centraal staat. Dit nationaal actieprogramma zal eind 2018 aan de Tweede Kamer worden gezonden.”

Mestverwerking
Tegenover dit lichtpuntje staat dan weer dat de ministeries de mestverwerkingsinstallaties – bronnen van stank en ander ongemak – ongemoeid laten. De burgergroepen vinden dat deze installaties op minstens 2 km van hun woningen moeten worden geplaatst. Het ministerie van I&W stelt dat onderzoeken naar mogelijke risico’s van mestverwerking geen aanleiding geven de afstanden (voor mestvergisters geldt een advies van 100 meter) te herzien. Het ministerie gaat hiermee voorbij aan de conclusie van een onderzoek van het RIVM  dat de gevolgen van mestverwerking voor de volksgezondheid nog onbekend zijn.
Waarom het ministerie van I&W het voorzorgprincipe niet wil toepassen, wordt duidelijk uit de antwoorden van het ministerie van LNV op het voorstel van burgers om een stop af te kondigen op mestverwerkers. Deze installaties zijn nodig om milieu- en klimaatdoelstellingen te halen, aldus het ministerie. Het ministerie zegt het niet met zoveel woorden, maar in feite is dat wel het standpunt: mestverwerkers moeten, desnoods over de rug van omwonenden.

Controle
Op de roep van burgers om meer en betere controle, voert het ministerie aan dat er een Nederlands Centrum voor Mestverwerking komt. Dat centrum verzamelt kennis over mestverwerking en de effecten daarvan op de leefomgeving. Deze kennis zal beschikbaar worden gesteld aan sector en overheidspartijen, aldus het ministerie. Dat dit centrum een ”dingetje” is van commerciële partijen, gesteund door LNV, wordt niet vermeld. Laat staan dat het ministerie ingaat op de grootschalige mestfraude, waarvan nog onduidelijk is in hoeverre de participanten van het centrum daarbij betrokken zijn geweest.

Hoog ”zo-is-het-nu-eenmaal”-gehalte
De brief van beide ministeries heeft een hoog ”zo-is-het-nu-eenmaal”-gehalte. Op veel voorstellen van burgers voor verbetering van de leefomgeving, komt als antwoord dat de wet- en regelgeving is zoals die is. Op de suggestie om veel stof en stank producerende huisvestingssystemen, zoals volièrestallen, van de lijst met goedgekeurde systemen (de zogeheten RAV-lijst) te halen, reageert het ministerie van I&W met: ”deze systemen hebben een lagere emissie van ammoniak en fijnstof dan grondhuisvesting en zijn daarom in de RAV-lijst opgenomen”. Het ministerie sluit de ogen voor een onderzoek naar feitelijke emissies. Daaruit blijkt dat de ammoniakemissie twee keer zo hoog is, als in de RAV-lijst staat aangegeven.

Oogkleppen
Dezelfde oogkleppen zet het ministerie van I&W op als het gaat om onderzoek naar het effect van emissiereducerende technieken in open pluimveestallen. Het voorstel om deze technieken tijdelijk van de RAV-lijst te halen in afwachting van de resultaten van het onderzoek, vindt geen gehoor. ”De technieken staan op de RAV-lijst om stallen met emissiereducerende technieken mogelijk te maken.” Dat daardoor op grote schaal op dit moment technieken worden vergund die – net als luchtwassers – niet doen wat ze beloven, dat is kennelijk van later zorg. Over de luchtwassers komt overigens binnenkort wel meer duidelijkheid. De brief kondigt een rapport aan met beleidsconclusies.

Mestfraude
Dat de ministeries nauwelijks oog hebben voor de gevolgen van de uitwassen van de veehouderij voor de inwoners van het buitengebied, blijkt ook uit de reactie op het voorstel van burgers om de oorzaak van mestfraude aan te pakken. Geen woord over de gezondheidsschade van alle illegaal uitgereden mest. Er wordt slechts opgemerkt dat door frauduleus handelen de milieukwaliteit en de inning van drinkwater in gevaar is gebracht. Verder verwijst het ministerie naar een plan van aanpak dat door de sector is opgesteld.

Minder dieren
Het voorstel om de omvang van de veehouderij te beperken, wordt op vergelijkbare wijze afgedaan. Eerst een technisch verhaal over de meststoffenwet, dierrechten en concentratiegebieden, dan de opmerking dat het kabinet aandacht heeft voor de problematiek en vervolgens een verwijzing naar decentrale overheden en bedrijfsleven over een goede besteding van de €200 miljoen voor een warme sanering van de varkenshouderij. Geen woord over hoe de burger hierbij betrokken zou kunnen worden. Pas bij de reactie op het voorstel om de varkens- en pluimveerechten van stoppende ondernemers uit de markt te halen, valt iets van erkenning van gezondheids- en leefomgevingsrisico’s te bespeuren. In het regeerakkoord is aangegeven dat met de sector en de provincies wordt gekeken naar een aanpak van deze risico’s. Maar ook hier geen woord over hoe de burger hierbij betrokken zou kunnen worden. Wel de opmerking dat die aanpak zal worden beperkt tot gebieden met een zeer hoge veedichtheid, terwijl dezelfde risico’s zich ook in minder veedichte gebieden voordoen.

Gemeenten kunnen zelf geitenhouderij aan banden leggen

Gemeenten zijn helemaal niet afhankelijk van provincies om uitbreiding van geitenhouderijen en pluimveehouderijen tegen te gaan. Ze kunnen zelf een beroep doen op het voorzorgbeginsel.

Dat blijkt uit een advies dat GGD IJsselland heeft opgesteld voor het college van B&W van de gemeente Olst Wijhe. Aanleiding voor het advies is een aanvraag van een pluimveehouderij voor uitbreiding met 20.000 leghennen. De emissies (ammoniak, geur en fijnstof) van het bedrijf zouden met ongeveer 50% toenemen. Volgens de GGD kan de gemeente op basis van het voorzorgbeginsel de vergunning weigeren of aanvullende eisen stellen.

”Met name de bevinding van een verhoogd risico op longontsteking van 11% door een individueel bedrijf bij omwonenden van pluimveebedrijven is in wetenschappelijke zin relevant en evident, hoewel het oorzakelijk verband niet volledig vaststaat. Wel laten meerdere onderzoeken dezelfde verbanden zien”, aldus de GGD. De GGD stelt dat dit statistisch verband geldt voor alle pluimveebedrijven in Nederland.

Wat voor de pluimveehouderij geldt, is ook van toepassing op de geitenhouderij. Zoals bekend hebben de provincies Brabant en Gelderland een stop afgekondigd op de geitenhouderij, totdat er meer duidelijkheid is over de oorzaken van het verhoogde risico op longontsteking bij omwonenden. De provincie Overijssel ziet vooralsnog af van een dergelijk besluit.

Hoogspanningsleidingen
Uit het advies van de GGD valt af te leiden dat gemeenten een dergelijke provinciale stop helemaal niet nodig hebben. De GGD trekt een parallel met hoogspanningsleidingen. Er is een statistisch verband tussen wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het risico op leukemie bij kinderen. ”Ondanks de onzekerheden over de gevonden relatie worden er uit voorzorg tientallen miljoenen euro’s uitgegeven aan het uitkopen van huiseigenaren, zoneren, verkabelen en ondergronds brengen van hoogspanningslijnen”, aldus GGD IJsselland. ”Op basis van het voorzorgsbeginsel lijkt het daarom mogelijk om maatregelen te nemen of te eisen die verder gaan dan de wettelijke verplichtingen.”

De werkgroep max5odeur adviseert omwonenden die te maken krijgen met uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen en pluimveehouderijen via een zienswijze gemeenten te wijzen op toepassing van het voorzorgbeginsel. Raadpleeg daarbij ook Infomil. Deze website van de overheid met uitleg van de wet- en regelgeving heeft sinds kort een pagina over veehouderij en gezondheid. Op het gebied van fijnstof en ammoniak kunnen gemeenten en provincies voor grote bedrijven eisen stellen die verder gaan dan de zogeheten Best Beschikbare Technieken (BBT).

Inwoners buitengebied kregen jaren lang meer stank over zich heen door mestfraude

Inwoners van het buitengebied hebben jarenlang meer stank over zich heen gekregen door grootschalige mestfraude. De overheid is hiervan al geruime tijd op de hoogte, zo blijkt uit een het rapport ”Mest nader onder de loep genomen”.

Het rapport is eind vorig jaar na publicaties in de NRC naar de Tweede Kamer gestuurd. Het bevestigt niet alleen het beeld van georganiseerde fraudepraktijken, maar ook van andere strafbare feiten, zoals het plaatsen van meer dieren dan is toegestaan. Dit laatste doet zich vooral voor in de varkenshouderij. De onderzoekers Piet Blauw en Marco Korff noemen in dit verband ook nadrukkelijk de pluimveehouderij. RVO.NL beschikt over voldoende gegevens om dit stelselmatig te controleren, maar dit gebeurt onvoldoende, aldus de onderzoekers.

Het rapport ”Mest nader onder de loep genomen” is opgesteld in opdracht van het toenmalige ministerie van Economische Zaken en werd in mei 2016 aangeboden. Pas eind 2017 is het naar de Tweede Kamer gestuurd, nadat de NRC de omvang en aard van de mestfraude in kaart had gebracht. De NRC-publicatie is veel gedetailleerder en noemt ook man en paard. Uit het rapport blijkt dat ook agrarische adviesbureau’s bij de mestfraude zijn betrokken. De stichting Mens, dier en Peel heeft becijferd om hoeveel illegale mest het eigenlijk gaat, uitgaande van een fraudepercentage van 25%: ”In Zuidoost-Nederland is tussen 2013 en 2015 minstens 9,5 miljoen ton mest verdwenen in een illegaal circuit. In deze mest zat circa 47,5 miljoen kg stikstof en 16,5 miljoen kg fosfaat”, meldt de stichting op de website Knak de worst. De mestfraude doet zich overigens niet alleen in het zuiden van Nederland voor. Onlangs werden nog frauderende melkveehouders uit Friesland aangehouden. Wie in het buitengebied woont verbaast zich allang niet meer over de gigantische hoeveelheden mest die jaarlijks tussen februari en september worden uitgereden.

Longfunctie
De gevolgen van mestfraude en het houden van meer dieren zijn omvangrijk. Niet alleen voor het milieu, maar ook voor burgers in het buitengebied. Zij krijgen veel meer stank over zich heen dan officieel is toegestaan. Bekend is dat het uitrijden van mest schadelijk is voor de volksgezondheid. Vooral de longfunctie heeft eronder te lijden. Het rapport ”Veehouderij en Gezondheid Omwonenden” zegt daarover: ”Hoge ammoniak-niveaus treden op als gevolg van het uitrijden van mest, al dan niet in combinatie met stabiel, stagnerend weer, gekenmerkt door lage windsnelheden. (..) Vooral de samenhang met ammoniakniveaus impliceert een directe relatie tussen veehouderij en longfunctie. Het effect van ammoniak op de longfunctie was sterker dan het effect van de aanwezigheid van een groot aantal veehouderijen rond de woning, maar de associaties bleken onafhankelijk van elkaar te bestaan.”

Varkenshouder moet buren schadevergoeding betalen

Varkenshouder Roel Hakvoort uit het Gelderse Hengelo moet zijn buren een schadevergoeding betalen vanwege langdurige stankoverlast. Volgens de rechtbank in Zutphen is vastgesteld dat de stanknormen werden overschreden.

De buren zijn al tien jaar slachtoffer van de stank uit de varkensstallen aan het Braaksevoetpad 7, waar Hakvoort volgens eigen zeggen 6700 vleesvarkens houdt. De rechter heeft hem opdracht gegeven binnen een half jaar de stank aanzienlijk terug te brengen, op straffe van een dwangsom van maximaal €50.000. De hoogte van de schadevergoeding moet nog worden vastgesteld. Drie buren komen ervoor in aanmerking. Het gaat mogelijk om tienduizenden euro’s.

De uitspraak van de rechter is opmerkelijk, aangezien de varkenshouder over een geldige milieuvergunning beschikt, waarin de overschrijding van de stanknormen is toegestaan. De rechter stelt nu de stanknormen (maximaal 14 odeur in dit geval) boven de vergunning. De jurist Valentijn Wösten laat weten dat in honderden vergelijkbare zaken omwonenden naar de rechter kunnen voor een schadevergoeding.
Voor de uitspraak van de rechtbank, klik hier
Voor een achtergrondartikel, klik hier: Bedrijfsbelangen versus woonrechten

Stankoverlast veehouderij onderdeel van ”integrale verduurzamingsaanpak”

Het aanpakken van stankoverlast wordt (opnieuw) onderdeel van de zogenaamde ‘integrale verduurzamingsaanpak veehouderij’. Dat heeft Staatssecretaris Stientje van Veldhoven (D66) aangekondigd tijdens een overleg met de Tweede Kamer. Ze liet weten dat maar liefst drie ministeries zich met die verduurzaming gaan bemoeien: Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Infrastructuur & Waterstaat (I&W). Het is de bedoeling dat alle belanghebbende partijen bij dit proces worden betrokken, ook burgers.

De voorganger van de huidige staatssecretaris, Sharon Dijksma, had het stankprobleem eerder dit jaar nog over de schutting gegooid bij provincies en gemeenten. ”Geuroverlast is een lokaal probleem”, stelde ze op 1 juni in een Kamerbrief naar aanleiding van een evaluatierapport over de wet Geurhinder en veehouderij. Dijksma sprak in haar brief weliswaar ook over een ‘integrale aanpak voor een duurzame veehouderij’. Ze hield daarbij de mogelijkheid open dat de geurregels veranderd zouden moeten worden, maar daar liet ze het ook bij.

Cumulatie van stank
Van Veldhoven zei in de Kamer niet veel anders, maar gaf wel aan dat er serieus naar oplossingen wordt gezocht. Daarvoor kan nader onderzoek naar effectieve maatregelen tegen stankoverlast nodig zijn, zei ze. De kern van het probleem, de vele hiaten in de huidige wet Geurhinder en veehouderij, bleven grotendeels onbesproken. Zo wordt de stank van melkveehouderijen en nertsenfarms, uitrijden van mest, cumulatie van stank en stank van mestfabrieken niet meegeteld in de huidige wet Geurhinder en veehouderij. De enige toezegging die de staatssecretaris deed was dat ‘bestaande regels vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet gewijzigd kunnen worden’.
D66-kamerlid Jessica van Eijs had gevraagd of bij het beoordelen van de geurbelasting van het ene bedrijf rekening kan worden gehouden met de geurbelasting van andere bedrijven. Ook wilde ze weten of het mogelijk is afstanden in te voeren die gerelateerd zijn aan de omvang van melkveebedrijven en of de zogeheten 50%-regeling kan vervallen. Staatssecretaris Van Veldhoven zei toe te gaan kijken ‘wat er landelijk kan en moet en wat gemeenten zelf kunnen regelen’.

Wat houdt de integrale verduurzamingsaanpak in? Klik hier

Geen handreiking
Op vragen van Frank Wassenberg (Partij voor de Dieren) of het verminderen van dieren ook een optie is, verzekerde Van Veldhoven dat er voor haar geen dogma’s zijn. Wassenberg stelde terecht dat er geen nader onderzoek meer nodig is naar de stankproblematiek. ”Er zijn inmiddels zoveel rapporten over dit onderwerp verschenen. Daar kunnen we de hele Tweede Kamer mee behangen.”
Wassenberg was het enige Kamerlid dat erop wees dat er al veel is geprobeerd om de stankoverlast in veedichte gebieden terug te dringen, maar dat het allemaal niet heeft geholpen. Geheel in lijn met deze opmerking: een dag voor het overleg in de Tweede Kamer liet het ministerie aan de deelnemers van de evaluatiecommissie weten dat er geen ‘Handreiking geurhinder veehouderij’ komt. Met een dergelijke handreiking hadden ministeries en Kamer een positief gebaar kunnen maken naar de deelnemers aan de evaluatiecommissie en burgers die dagelijks hinder ondervinden van de intensieve veehouderij. Er werd door diverse partijen reikhalzend naar uit gekeken.

Beperkte mogelijkheden
Maar de boodschap van het ministerie was teleurstellend: er zijn ‘slechts beperkte mogelijkheden’ om de stankoverlast in de overbelaste gebieden aan te pakken. Daarbij werd verwezen naar een rapport van Wageningen Universiteit met (opnieuw) technische ‘oplossingen’ (Stalmaatregelen voor het reduceren van geuremissie uit de intensieve veehouderij). Uit dat onderzoek blijkt dat gecombineerde luchtwassers het stankprobleem van de varkenshouderij slechts ten dele aanpakken. Aan deze installaties worden onrechte reductiepercentages van 70% tot 85% toegekend.
Inmiddels zijn de emissiefactoren voor deze installaties bijgesteld.

Hieronder een link naar het verslag van het Algemeen Overleg van 14 december 2017
Conceptverslag AO Leefomgeving 14 dec 2017

Burgergroepen: overheid moet ingrijpen in ontspoorde veehouderij


(Foto Google Earth)

De veehouderij in Nederland is volledig ontspoord. De rijksoverheid moet ingrijpen, de bedrijven aanzienlijk verkleinen en duidelijke normen stellen. Die normen moeten omwonenden beter beschermen tegen stank, lawaai en gezondheidsschade.

In een brief aan de nieuwe minister van landbouw en staatssecretaris van milieu laten 56 burgergroepen uit het hele land een noodkreet horen. Deze ‘buren van de boeren’ vinden dat de bewindslieden Carola Schouten (LNV) en Stientje van Veldhoven (I&M) in deze regeerperiode orde op zaken moeten stellen. De burgergroepen hebben geen vertrouwen in het vermogen van de sector om zelf ingrijpende veranderingen teweeg te brengen. Er zijn al teveel rapporten verschenen over verduurzaming van de veehouderij. Ondertussen stapelen de misstanden en schandalen zich op.

Stop op mestverwerking
In hun brief doen de burgergroepen 20 concrete voorstellen die op korte termijn moeten leiden tot een verbetering van het leefklimaat in het buitengebied en de dorpen. Een van de voorstellen betreft een voorlopige stop op mestverwerkingsinstallaties. Een ander voorstel is om gecombineerde luchtwassers per direct van de lijst emissie-reducerende technieken te halen. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat het rendement van deze installaties tegenvalt.

Industrie
Niet alleen in Brabant en Limburg, ook elders zijn burgers de dupe van een verdergaande schaalvergroting en intensivering van de veehouderij. Deze bedrijfstak is uitgegroeid tot een industrie, zonder dat deze als zodanig wordt behandeld. Lokale overheden blijken in vergunningtrajecten niet opgewassen tegen gewiekste en intimiderende agrarische adviesbureaus. Omgevingsdiensten missen de expertise om industriële activiteiten te beoordelen, te controleren en handhavend op te treden. In de sector is sprake van een diepgewortelde cultuur waarin overtreding van wetten als normaal wordt beschouwd.

Tweede Kamer
Alleen een rijksbeleid met strakke kaders, primair gericht op bescherming van volksgezondheid en milieu, kan  een einde maken aan een volledig uit de hand gelopen veehouderij. Provincies en gemeenten zijn daar niet toe in staat. De burgergroepen richten zich met hun noodkreet ook tot de Tweede Kamer. Zij vragen om een hoorzitting over de voorgestelde maatregelen.

Brief aan de minister van Landbouw en staatssecretaris Infrastructuur en Milieu

Klik hier voor de reactie van het ministerie

Burgers kunnen zelf GGD om advies vragen

Burgers die een zienswijze willen indienen tegen een vergunning voor een veehouderij of een mestverwerker, kunnen zelf de GGD om advies vragen. Een GGD is er niet alleen voor de gemeente, maar voor de gehele bevolking. Wanneer een gemeente het niet nodig vindt de GGD in te schakelen, is het dus mogelijk dat gezondheidsrisico’s op verzoek van omwonenden in beeld worden gebracht.
Tijdens het symposium Veehouderij en Gezondheid op 3 november in Den Bosch werd algemeen gepleit voor het vroegtijdig informeren van burgers bij de vestiging of uitbreiding van een veehouderij. Oud GGD-arts Jos van de Sande gaf in een van de workshops het belang aan van een rechtstreekse relatie tussen de GGD en omwonenden. Hij benadrukte ook dat een GGD niet alleen in opdracht van een gemeente werkt.
Hoewel steeds meer gemeenten de GGD om advies vragen bij de vestiging of uitbreiding van een veehouderij, is dat nog lang niet in alle gevallen gebruikelijk.
Omwonenden kunnen daar dus zelf op aansturen. Met een GGD-advies kan een besluit van een gemeente over een vergunningaanvraag beter onderbouwd worden aangevochten.