Rechter neemt GGD-onderzoek geur serieus

Het GGD-onderzoek naar de mate van hinder die omwonenden ondervinden van stank uit veehouderijen, speelt een prominente rol in de afwijzing van een vergunning voor de uitbreiding van een varkensbedrijf in Hulsel, gemeente Reusel-De Mierden. De rechtbank Oost-Brabant stelt dat de gemeente had moeten verantwoorden waarom zij bij de beoordeling van de vergunningaanvraag niet is uitgegaan van het GGD-onderzoek.

Het GGD-onderzoek, gepubliceerd in 2015, toont aan dat het in Brabant en Limburg veel meer stinkt dan op grond van berekeningen tot dusver wordt aangenomen. De waarde van dit onderzoek werd tijdens de zitting van de rechtbank in twijfel getrokken door de varkenshouder en de gemeente, waarna de rechter de Stichting Advies Bestuursrechtspraak heeft ingeschakeld. Deze stelde vast dat het GGD-onderzoek de huidige stand van wetenschap weergeeft. De StAB geeft aan dat met de toepassing van de gegevens uit het GGD-onderzoek in het geval van het varkensbedrijf sprake zou zijn van een overschrijding van de cumulatieve geurnorm . De rechter neemt dit advies over.

De uitspraak van de rechter is vooral van betekenis voor de vergunningverlening in Brabant. Daar geldt sinds 2014 een Verordening Ruimte waaraan gemeenten bij een afwijking van het bestemmingsplan moeten toetsen. Van een dergelijke afwijking was in het geval van de twee varkensstallen sprake. Een gemeente dient te onderzoeken of de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten (zoals woningen) in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %. De gemeente heeft dit tot dusver altijd beoordeeld op basis van de Handreiking bij de Wet geurhinder veehouderij. Deze is onder meer gebaseerd op een onderzoek over geurhinder uit 2001. In 2015 is echter nieuw onderzoek verschenen van de GGD en het IRAS instituut. Hieruit blijkt dat er veel sneller sprake is van geurhinder dan voorheen werd aangenomen. De omwonende die in beroep is gegaan tegen de omgevingsvergunning heeft op het rapport gewezen.

Kik hier voor de uitspraak van de rechtbank Oost Brabant

Zie ook Stank veehouderij lange tijd onderschat

GGD wil af van 50%-regeling

GGD Nederland wil af van de zogeheten 50%-regeling, waarbij veehouderijen die bij een nieuwe vergunningaanvraag hun geuruitstoot verminderen, deze teruggang voor de helft mogen compenseren. Ook wil de GGD dat in de wet wordt vastgelegd wat de best beschikbare technieken zijn voor geur, zodat deze aan veehouderijen kunnen worden opgelegd. Dit staat in het advies ”Acceptabele geurhinder bij ontwikkeling veehouderij”.

Activiteiten kunnen, wat de GGD betreft, alleen nog worden vergund als veehouderijen hun uitstoot zo laag mogelijk houden. Bij woonfuncties achten de GGD’en meer dan 12% geurhinder onacceptabel; bij gemengde functies zijn hogere geurpercentages denkbaar, maar hoger dan 20% geurhinder is onacceptabel. Dit geldt voor zowel de voorgrond- als ook voor de achtergrondbelasting. Het beschermen van de gezondheid heeft prioriteit, aldus de GGD.

Achtergrondbelasting
Op grond van de nieuwste onderzoeksresultaten (onderzoek van Geelen et al.) waarbij
blootstelling-responsrelaties voor de “mate van hinder” zijn vastgesteld conform de
geaccepteerde internationale vraagstelling, komt de GGD Nederland tot:

een maximale achtergrond geurbelasting in de bebouwde kom van 4,7 OU/m3 ten
gevolge van alle diertypen, afgerond 5 OU/ m3.
een maximale achtergrond geurbelasting in agrarisch gebied van 10,3 OU/m3 ten
gevolge van alle diertypen, afgerond 10 OU/m3 .

Voor meer informatie over het advies, klik hier

Gemeenten moeten vergunningen geregeld actualiseren

Gemeenten moeten ook onder de nieuwe Omgevingswet vergunningen van veehouderijen geregeld tegen het licht houden. Deze actualiseringsplicht houdt in dat veehouderijen, bijvoorbeeld wanneer zij overlast veroorzaken, verplicht kunnen worden best beschikbare technieken toe te passen.

In het Besluit Activiteiten Leefomgeving wordt gesproken over een ”specifieke zorgplicht”. Het bevoegd gezag kan naleving eisen van het artikel dat het gebruik van best beschikbare technieken voorschrijft, en daarbij zo nodig overgaan tot handhaving.

Aan deze actualiseringsplicht zitten wel wat juridische haken en ogen. De Raad van State heeft daarover onlangs een uitspraak gedaan.
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=93327&summary_only=&q=

Voor meer juridische kanttekeningen, lees de blog van Franca Damen
https://www.kneppelhout.nl/actueel/uitspraak-rvs-over-onderzoeks-en-actualiseringsplicht-vergunningen

Tijdens de evaluatie Wet Geurhinder Veehouderij is door alle deelnemende partijen aangedrongen op de totstandkoming van een zogeheten Handreiking Best Beschikbare Technieken (BBT). De werkgroep Max 5 odeur, die aan de evaluatie heeft deelgenomen, was voorstander van een wettelijke verankering van deze handreiking.
Aan de handreiking is gedurende een jaar gewerkt. Vertegenwoordigers van omgevingsdiensten, sector, GGD en burgers waren daarbij betrokken. Begin december 2017 kregen zij het bericht dat het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat afziet van een handreiking. De mogelijkheden om stankoverlast te bestrijden, zijn te beperkt.
Zie bericht 14 december.