Slachtoffers stankoverlast eisen lagere geurnormen en aanpassing van stallen

Geplaatst op 27 september 2018
De twintig eisers in het proces tegen de staat over de stank uit de veehouderij zetten in op een verlaging van bestaande geurnormen. Ook eisen ze dat bestaande stallen en vergunningen worden aangepast.

Verleende vergunningen die stankoverlast faciliteren, moeten worden gewijzigd en in ernstige gevallen worden ingetrokken, zo heeft een delegatie van de eisers gisteren in een gesprek met het ministerie van I&W aangegeven. Het gesprek met het ministerie volgde op een brief die op 18 juni is verzonden.
In het gesprek is door een delegatie van de eisers kenbaar gemaakt dat de overheid dient in te grijpen: de huidige regelgeving ter voorkoming van geurhinder moet veranderen. De regels bieden immers onvoldoende bescherming tegen stankoverlast. De eisers willen met het proces tegen de staat bereiken dat de geurnormen worden aangepast:

  • 2 odeur (woonkern) tot 5 odeur (buitengebied) voorgrondbelasting en 5 tot 10 odeur achtergrondbelasting;
  • de gemeentelijke speelruimte tot 35 odeur moet verdwijnen en worden beperkt tot maximaal 10 odeur;
  • het onderscheid tussen concentratie- en niet concentratiegebieden moet worden afgeschaft.

Als uitgangspunt zou moeten gelden dat er geen sprake is of blijft van een
overbelaste situatie voor geur (voorgrond of achtergrond).
Verder dient per geval te worden onderzocht of het gerechtvaardigd is bestaande vergunning in stand te laten en hoe omwonenden in dat geval gecompenseerd worden voor bovenmatige overlast. Voor elke zogeheten odour unit die bijdraagt aan bovenmatige overlast, moet de staat of de gemeente in de buidel tasten.

Naarmate de overbelasting langer duurt wordt het bedrag per odour unit hoger, aldus de eisers, die worden bijgestaan door advocaat Nout Verbeek en jurist Valentijn Wösten.

”De veehouders veroorzaken de overlast. De overheid probeert de veehouders zo veel mogelijk te faciliteren. De omwonenden betalen de rekening in stank. Deze vicieuze cirkel moet doorbroken worden. Alleen de overheid kan die doorbreken. Naar de mate waarin dit tijd kost moeten de omwonenden gecompenseerd worden, bijvoorbeeld door middel van een schadevergoeding per odour unit overbelasting. Als de overheid niet bereid is de regels voor vergunningverlening aan te passen, zijn de omwonenden genoodzaakt hun belangen civielrechtelijk te verdedigen. Dat zal uiteindelijk leiden tot grote financiële problemen voor de veehouders. De veehouders zullen het op den duur afleggen”, zo wordt gesteld door de eisers.

RIVM rapporteert toename geurhinder veehouderij

Het RIVM rapporteert over de afgelopen acht jaar een toename van geurhinder ten gevolge van agrarische bedrijven en het uitrijden van mest. Uit een representatieve steekproef blijkt dat in 2016 ruim twee keer zoveel Nederlanders ernstige geurhinder hebben ervaren ten opzichte van 2008. Het percentage is gestegen van 1% naar 2,5%. Het aantal Nederlanders dat in 2016 zei hinder te ondervinden, was gestegen van 4% in 2008 naar 6% in 2016.

Voor het eerst is ook gevraagd naar de gevolgen voor de nachtrust van geurhinder. Zes procent meldt enige tot ernstige slaapverstoring. Ook is gevraagd naar de mate van bezorgdheid over de eigen veiligheid. Het aantal ondervraagden dat zegt bezorgd over het wonen in de buurt van een intensieve veehouderij (4,3%) ligt dicht in de buurt van het aantal mensen dat aangeeft bezorgd te zijn over het wonen in de buurt van een risicovol bedrijf (4,6%).

Bekeken over een langere periode (1993 tot 2016) komt het RIVM tot de conclusie dat geurhinder ten gevolgen van agrarische bedrijven en het uitrijden van mest is afgenomen. Deze conclusie is door veel media overgenomen. De tabellen laten echter een meer gedetailleerd beeld zien en daaruit blijkt dat de geurhinder door agrarische bedrijven en mest uitrijden lager is dan in 1993, maar sinds 2008 aanzienlijk is toegenomen. Bekeken over een periode van 23 jaar is de geurhinder ongeveer gehalveerd.
Beleving Woonomgeving in Nederland. Inventarisatie Verstoringen 2016